De kerkschatten van Boukoul

Dit artikel verscheen in 2009 in Ruimtelijk, het blad van de Stichting Ruimte in Roermond.

In 1956 werd een middeleeuws houten beeldje uit de Boukoulse St.-Theresiakerk verkocht aan het Rijksmuseum. Van de 25 duizend gulden die het kerkbestuur met de (omstreden) verkoop opstreek, liet men destijds ramen maken door de Roermondse glazenier Max Weiss. Ze vormden een schitterende aanvulling  op de reeds vóór de oorlog aangebrachte ramen van Joep Nicolas.
Anno 2009, meer dan vijftig jaar later, luidt pastoor Reneerkens de noodklok. Reden: diezelfde ramen worden nu bedreigd door vandalisme, en het geld om ze op te knappen of te beschermen ontbreekt. De pastoor komt nu noodgedwongen met een creatieve oplossing: “we zullen ramen moeten verkopen om met dat geld de rest te kunnen opknappen.”

Het “Boukoulse beeldje”. Rechts vooraan zit een kartuizer monnik.

Wat vooraf ging
In 1933 liep burgemeester Charles Strens van Swalmen, een kruiwagen voor zich uit duwend, over de bochtige weg tussen het wegkapelletje in de dorpskern en zijn woning, de grote villa Graeterhof. In de kruiwagen vervoerde de burgervader een niet alledaags voorwerp: een middeleeuws beeld, daterend uit omstreeks 1480 en van de hand van de bekende beeldsnijder Arnt van Kalkar.
Strens, die het kostbare kleinood de volgende drie jaar bij zich op Graeterhof zou houden, had het beeld niet zomaar meegenomen. In de kapel waar het houtsnijwerk zich al sinds halverwege de negentiende eeuw bevond, was eenvoudig geen plaats meer. Besloten was namelijk dat Boukoul verrijkt zou worden met een kerk, en in het kapelletje zou een offerblok worden geplaatst om geld bijeen te brengen voor de bouw daarvan. Tevens werd er een beeld geplaatst van de heilige Theresia, de naamgeefster van het nieuwe godshuis.
Hoe het houtsnijwerk dat Strens die dag in 1933 in een kruiwagen vervoerde, überhaupt in Boukoul belandde, is nog onopgehelderd. Omdat op het beeld, dat de bewening van Christus voorstelt, een kartuizer monnik is afgebeeld, wordt verondersteld dat het ooit zijn plaats had in de nabijgelegen Roermondse kartuis, die eind 18de eeuw werd opgeheven. Misschien is het daarna meegenomen door een monnik die in de buurt pastoor werd. Maar het is ook mogelijk dat het tijdens een fancy fair begin 19de eeuw in Roermond is gekocht door de familie Obers, de stichters van de Boukoulse kapel.

Drie jaar stond de “bewening” in Graeterhof, tot de Theresiakerk in 1936 gereed kwam en het weer in het kapelletje teruggezet kon worden. De nieuwe kerk was ontworpen door de Roermondse architect Jos Franssen, met in het priesterkoor prachtige glas-in-loodramen van Joep Nicolas.
De kerk was echter geen lang leven beschoren. Op 28 februari 1945, één dag voor de bevrijding van Roermond, Swalmen en Maasniel, werd de toren opgeblazen door een Duits “Sprengkommando”. Die groep van (zo wordt gezegd) stomdronken Duitse soldaten blies diezelfde dag ook de toren van de kathedraal en de kerk in Maasniel op.

De kerk van Boukoul in 1945

Verkoop van de bewening
De St.-Theresiakerk werd al in 1946-47 hersteld, maar het ligt voor de hand dat de restauratiekosten een enorme last zijn geweest voor de kerkgemeenschap, die het in de na-oorlogse jaren tóch al niet breed had. Waarschijnlijk heeft geldnood uiteindelijk, in 1956, geleid tot verkoop van de “bewening” door het kerkbestuur aan het Rijksmuseum in Amsterdam.
Dat vormde het begin van een kleine affaire. Want had het kerkbestuur wel het recht om het beeldje te verkopen? Moest de bisschop daar niet in worden gekend? Hoe verhield zich de verkoop door het kerkbestuur met het kerkelijk recht? Trouwens, was de kerk überhaupt wel de rechtmatige eigenaar van het beeld? Of was het misschien eerder het collectieve eigendom van de Boukoulse parochianen?
Landelijke katholieke dagbladen als de Volkskrant en De Tijd berichtten over de verkoop van het beeldje, deskundigen als de Sittardse kunsthistoricus Timmers bemoeiden zich ermee, en burgemeester Strens (een liberaal) probeerde de verkoop te verhinderen door een handtekeningenactie op poten te zetten.
Uiteindelijk gebeurde er echter helemaal niets, waarschijnlijk omdat een Midden-Limburgse poldervariant zijn werk deed én omdat iedereen zich pas druk begon te maken toen de feitelijke deal al rond was. Timmers besloot er niet te veel energie in te steken. Het bisdom maakte zich er ook niet overdreven druk over, al vond de secretaris van de bisschop wel dat het kerkbestuur de parochianen eigenlijk zelf had moeten vragen wat ze van de verkoop vonden. Het Boukoulse kerkbestuur was voor geen gat te vangen, en meldde bij monde van rector Eugène Debie monter dat dit nog altijd wel kon gebeuren. “Dit (…) zal wel geen moeilijkheden opleveren,” vermoedde Debie.
Tenslotte liep de handtekeningenactie van de burgemeester uit op een fiasco. Meer dan vijftien handtekeningen zou hij (volgens Debie in een brief aan het bisdom) niet hebben opgehaald. Debie: “En dan moet u weten van wie en waarom.”
En zo wisselde het beeldje voor 25.000 gulden van eigenaar. Een groot deel van het geld werd ­gebruikt om het noodglas in de kerk te vervangen door nieuwe glazen. De man die de nieuwe ramen zou maken was een in 1910 geboren Duitser die in 1939 het atelier Nicolas in Roermond kocht: Max Weiss.

Vijftig jaar later
Meer dan vijftig jaar later loopt pastoor Reneerkens van de Theresiaparochie hoofdschuddend langs de ramen die Weiss in 1957, 1958 en 1959 maakte voor zijn kerk.
Reneerkens wijst op kogelronde gaten die op sommige plaatsen in de ramen zitten. Op verschillende plaatsen zijn stukken egaal gekleurd glas kapot, op andere plaatsen zijn de schilderingen zelf vernield, soms zelfs verdwenen. Een paar gebrandschilderde hoofden zijn compleet weg, een gat in het raam.
“Het is je reinste barbarij,” zucht de pastoor. “Er zijn gewoon stenen doorheen gegooid. Ik weet eigenlijk wel zeker dat er met een katapult op de ramen is geschoten.”
De ramen van de Theresiakerk zijn van de hand van twee kunstenaars. Joep Nicolas maakte de ramen in het priesterkoor, dat nog behoort tot het originele deel van de kerk: het gedeelte dat het opblazen van de kerktoren in februari 1945 overleefde.
Nicolas vertrok in 1939 uit Roermond en vestigde zich in Amerika. Hij verkocht het atelier aan zijn voormalige chef d’atelier Max Weiss. De ramen die Weiss voor de Boukoulse kerk maakte, zouden zijn gemaakt naar een ontwerp van Nicolas. Hoe dat te rijmen is met de slechte relatie die Nicolas en Weiss na de oorlog hadden, is niet direct duidelijk. Misschien was het oorspronkelijk de bedoeling dat Nicolas de gehele kerk zou beglazen, maakte hij er ook de ontwerpen voor, maar gooide de oorlog en Nicolas’ vertrek naar Amerika roet in het eten. Weiss zou dan bij de koop van het atelier in 1939 ook deze lopende (?) opdracht en de daarvoor reeds gemaakte ontwerpen hebben overgenomen.
De ramen van Nicolas, die in artistiek opzicht superieur zijn aan die van Weiss, zijn overigens nog geheel intact.
We lopen de torentrap op. Ook de hier Aangebrachte ramen zijn beschadigd, op verschillende plaatsen zitten er sterren of scheuren in het glas. “Opspattend grind,” vermoedt Reneerkens. “En hier is een bal tegen het raam aan gevlogen.” Op die plaats bolt het hele raam naar binnen, precies in de vorm van een bal.

Een van de beschadigde ramen van Max Weiss

Wat moet er nu gebeuren?
“Ze moeten worden beschermd! Eerst zouden de beschadigde ramen hersteld moeten worden, en daarna zouden er bijvoorbeeld voorzetramen voor moeten worden geplaatst. Maar dat is een behoorlijk dure operatie. Het is hier een kleine gemeenschap, en de kerk zit ’s zondags bepaald niet vol. Bovendien hebben we natuurlijk ook andere problemen. Er moet bijvoorbeeld een nieuwe verwarming komen, en dat kost óók tienduizenden euro’s. We zijn al jaren aan het sparen, en als het geld zo blijft binnendruppelen als nu dan gaat het nog heel lang duren voordat we genoeg bijeen hebben.
“Wat ik het liefst zou willen is dat deze ramen een status krijgen, een monumentale erkenning. De ramen vormen een vormen een geheel. Het gegeven dat de hele kerk is beglaasd door kunstenaars van deze naam, is uniek. Maar ook in artistiek opzicht vormen ze een ensemble. Deze ramen vertellen samen een verhaal.
“Probleem is dat er snel actie moet worden ondernomen. Door de beschadigingen ontstaat als het waren een soort glaskanker, die het grisaille waarmee is gebrandschilderd aantast. Het wordt dof, net of er een schimmellaag op zit. En dat wordt steeds erger.
“Het is een dilemma. Moeten we deze kunstwerken dan maar gewoon verloren laten gaan? Er zou een actie op touw moeten worden gezet, ook naar de Gemeente Roermond en naar particulieren. Je kan tegenwoordig scharrelkippen adopteren, of een vierkante meter oerwoud kopen. Waarom zou je niet ook een raam kunnen sponsoren? Als dat allemaal niet werkt, dan blijft er volgens mij niets anders over dan een raam van bijvoorbeeld Joep Nicolas te verkopen, om daarmee de andere te kunnen redden. Ik denk dat dat al snel 20 of 30 duizend euro opbrengt.”

Het verhaal van de beeldjesaffaire is gebaseerd op Frits Scholten, ‘Daar krijgen we ’n hoop gedonder mee, de affaire van de beeldengroep uit Boekoel,’ in: Bulletin van het rijksmuseum 4 (2006) 461-467. Het artikel is van internet te downloaden.

Dit artikel werd in het voorjaar van 2009 geschreven. Toen was ook op het Roermondse stadhuis nog onbekend dat de Theresiakerk (met ramen) op de gemeentelijke monumentenlijst stond. Kort voor de annexatie van Swalmen door Roermond, had de voormalige gemeente Swalmen ze op zijn monumentenlijst geplaatst. Die lijst werd zonder meer overgenomen door Roermond. Dit betekende ook dat er (beperkte) financiële middelen konden worden vrijgemaakt voor restauratie van de ramen.

1 Comments

  1. ik heb een aantal ramen van max weis in bezit.
    ben ze professories (hobby)aan het opknappen en een kozijn er om heen te maken.
    ik heb ze van iemand gekregen en na op het internet te hebben gekeken zag ik de stijl van max weis.
    zijn ramen zijn ook gesigneerd. voor foto’s kunt u mij mailen

Geef een reactie op hanna Reactie annuleren